De studie van de historische letterkunde staat steeds meer onder druk, zowel aan de universiteit als daarbuiten. In de ons omringende landen heeft de marginale positie van de historische letterkunde geleid tot een vernieuwing van de traditionele methode waarmee teksten uit het verleden doorgaans werden gelezen. Vooral in de Angelsaksische wereld zijn schrijvers uit vervlogen tijden op grond van het 'New Historicism' weer interessant geworden voor jonge onderzoekers. Dit boek stelt de vraag waarom deze aanpak in de neerlandistiek tot nu toe niet van de grond is gekomen. Ook bevat het drie methodologische beschouwingen over de centrale topos van het New Historicism: de gedachte dat het lezen van een tekst uit een ver verleden een gesprek inhoudt met de dode auteur van die tekst.